Vlak voor de lockdown rende ik nog net op tijd naar de bieb, om snel nog een stapel boeken te scoren. Wat doe je dan als je haast hebt en moet kiezen: je scrolt doelgericht je favoriete schrijvers bij langs. Tot mijn blijdschap vond ik een boek van Gabriel García Marquez (Colombia, Nobelprijs voor Literatuur in 1982). Met zowaar een titel die ik nog nooit gelezen had: Ontvoeringsbericht. Ik kwam er door omstandigheden nu pas aan toe die te lezen. Maar wat een horror.
Het houdt me uit de slaap. Het gaat over een reeks ontvoeringen van journalisten door de drugsmaffia in Colombia in de meer dan 20 jarige drugsoorlog daar; hun maandenlange eenzame opsluiting, en wat voor invloed dit heeft op het leven van de slachtoffers en hun familie, en op de stabiliteit van een heel land. Ik vraag me af waarom het me zo aangrijpt. Lopend door de achtertuin vind ik het triggerwoord: ‘eenzame opsluiting’.

Eenzaam. Opsluiting. De verschrikkingen van het echte leven.
Téveel relatie dus met de huidige langdurige lockdown-situatie van het hier en nu. Terwijl normaal gesproken ik juist lees om even te ontsnappen aan die realiteit.
Opsluiting
Opgesloten zijn doet wat met je, is meestal angstaanjagend. Zoals de ontvoerde mensen in het boek, ze zaten in een kleine ruimte, met geblindeerde ramen, deuren op slot, geen radio/tv, zonder telefoon/internet, een bewaker met geweer constant naast hen. De afdeling voor demente bejaarden waar ooit mijn ouders zaten, was ook gesloten, als een noodoplossing voor hun eigen bescherming, preventie van verdwalen en ongelukken op straat. En al stroomde daar het zonlicht naar binnen, de ramen open om de vogeltjes te horen zingen; met vele lieve verzorgers en vrijwilligers; om nabij te zijn; om stimulansen te blijven bieden, samen te zingen; toch bleef gesloten een naar gevoel houden voor ons als kinderen ‘je bergt je ouders op’. Ook al weet je dat je geen alternatief hebt. Opeens echter komt dit woord ‘opgesloten’ in het gewone leven heel dichtbij als het gaat over bezoekbeperking, verbod op samenscholing, te druk in de natuur, en gepraat over avondklok. Je komt ongeveer nergens meer, kunt geen kant op, en je zit met name in je huis te wachten op betere tijden. Het doet wat met je. Een mens heeft vrijheid nodig.
Eenzaamheid
Maar wat als bij die ‘opsluiting’ er ook nog eenzaamheid ontstaat. Weinig contact. Het gevoel dat je in de steek wordt gelaten. Of, zoals in dat boek, niet beseffen wie achter de schermen allemaal met oplossingen bezig zijn. Niet kunnen terugvallen op iemand die je begrijpt. Geen hulp durven vragen omdat je ook niet precies weet bij wie, of dat de drempel hoog is. Of je bent net verhuisd en kent nog niemand. Of je bent door allerlei beperkingen niet in staat om zelf initiatieven te nemen. Dan kun je zomaar in een isolement terecht komen. En wat er ook beschikbaar is aan hulplijnen, het is toch wel echt een stap om je aan te melden. Je raakt gemakkelijk in een neerwaartse spiraal naar beneden.
Verschrikkingen
In Colombia was de externe verschrikking de terreur van de drugsmaffia. Niemand was z’n leven veilig. In onze tijd is er de externe verschrikking van een pandemie. Niemand is z’n leven veilig.
Maar de grootste verschrikking zit in jezelf: de mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest.
De angst in de ogen kijken dus. En vervolgens het leven léven zoals het zich aandient. Een recept van alle tijden en plaatsen. Er valt niet veel te romantiseren hier. Zoveel dingen kunnen misgaan. En gaan mis. Het leven is verschrikkkulluk- zegt de 18 jarige Raoul de Jong in zijn gelijknamige boek, waarin hij beschrijft hoe hij bijna kopje onder gaat.
Publicist Gijs Jansen (1978), psycholoog, stelt: ‘Pijn hoort bij het leven. Pijn zit in het basispakket. Ellende is een gegeven, maar lijden creëren we zelf, door ons ertegen te verzetten’. Dus de grote vraag is hoe gaan we met meer zelfcompassie om met de pijn in ons leven?
Hoop en nieuwe kansen
Lopend in de achtertuin vind ik gelukkig inspiratie voor hoop en nieuwe kansen. Ook in de winter is er daar veel wat is ‘opgesloten’, verstopt, onaanzienlijk, veel dat treurig oogt. Het helpt om te bedenken dat onzichtbaar, onder de aardoppervlakte, een heel proces plaatsvindt van afsterven en voorbereiding op opnieuw ontkiemen. Ogenschijnlijke doodsheid is een bakermat voor een nieuw begin, onverwachte kleuren. Maar op dit moment in de dorre winter moet je het geloven zonder dat je het ziet, om daar hoop aan te kunnen ontlenen voor jezelf. Concreet, voor jouw situatie in het hier en nu, die toch wel vrij uitzichtloos aanvoelt. En waar je behoorlijk somber van kunt worden. De verandering is in de kiem echt aanwezig.
Zie de foto
In het najaar heb ik overal zaadbolletjes verzameld. Over een tijdje zaai ik die uit. In dat zaadje zit een kiem, plus een omhulsel van voedingsstoffen, genoeg om de tijd te overbruggen dat een kiemplantje ontstaat. Een groot deel van wat nu dor en droog is zal gaan bloeien. Dat kost tijd en andere omstandigheden, maar het komt wel. En als je dat niet gelooft? Dan gooi je die dorre zaadjes en bollen weg. En sta je straks met lege handen.
Toepassing
Wat is die levenskiem in jou precies? En hoe kun je die levend houden te midden van de kou, het onheil, en de barre omstandigheden? Iets wat levend is heeft zorg nodig om niet dood te gaan. Je moet ermee in verbinding blijven. Zorg aan die levenskiem in jezelf speelt zich af op 3 terreinen: Hoofd, Hart, Handen (HHH):
Hoofd
Houd je brein actief. Sta jezelf niet toe weg te suffen. Maak concrete plannen voor na de ‘opsluiting’. Beslis dat je niet wilt dat ‘negativiteit’ het kan overnemen in je leven. Moed houden is een wilsbeslissing.
Hart
Je geestkracht maakt dat je volhoudt. Niet opgeeft. Is je houding van: ‘de winter is akelig, maar de lente komt’, ik kleed me warm aan en doe wat nodig is en conformeer me aan wat er collectief van ieder gevraagd wordt. Zonder te mopperen.
Handen
Een gezonde routine vasthouden. Dingen vinden om te doen. Haal het schaakbord uit de kast. Jezelf bezig houden met ‘hands-on’ positieve dingen. Piano spelen. Op anderen gericht blijven door af en toe iemand te helpen, op te bellen.
En hoe liep het af in het boek?
De realiteit van Colombia in de jaren ’90? Een ongekend aantal dodelijke slachtoffers, elke familie had meerdere mensen te betreuren, een overweldigend drama. Slechts een paar van de ontvoerden waren levend vrijgelaten. Met opmerkelijk genoeg een ongebroken geestkracht. Dezelfde kracht die hen had geholpen om vol te houden, soms bij 6 maanden eenzame opsluiting. Wat verder niet beschreven wordt, alleen genoemd, waren de ‘enorm veel moedige mensen met positieve inzet te midden van de meest barre omstandigheden; verhalen die voorbestemd lijken tot het schemergebied van de verborgen heldendaden’. Juist datgene waardoor jij, je organisatie, je land, met opgeheven hoofd uit een crisis tevoorschijn komt